woensdag 21 oktober 2020

 


Een kleinzoon in Nederland en elektriciteit in Rwanda

geschreven door: Jan Willem Eggink

In Augustus zijn Gerry en ik twee weken in Nederland geweest om mijn eerste kleinkind te bezoeken. Ja, ik ben nu de trotse opa van Finn de Haan! Finn is een geweldige baby met een nog veel grotere herseninhoud dan zijn opa op die leeftijd (zie hieronder).  

                    Jan Willem Eggink (1958)                                                     Finn de Haan (2020)

Terwijl wij ons in Nederland bekwaamden in de rol van opa en oma, hebben onze vier jonge Rwandese medewerkers doorgewerkt. Ze waren bezig aan een grote klus: interviews doen voor een boekje over de “significant change” die optreedt wanneer mensen voor het eerst aangesloten worden op het elektriciteitsnet.

Wat is namelijk het geval? De Rwandese overheid heeft met geld van de Belgen de afgelopen vijf jaar voor 30 miljoen euro nieuwe powerlines aangelegd in de Oostelijke Provincie. Hiermee zijn tienduizenden huishoudens, scholen, kerken, kantoren en ondernemingen aangesloten op het net. Wij hadden de tender gewonnen om voor dat project een boekje te maken met twintig verhalen van mensen die vertellen hoe het aangesloten zijn op het electriciteitsnet hun leven verandert. Zo’n boekje met “stories of most significant change” is in de mode als aanvulling op de gebruikelijke kwantitatieve evaluatie van projecten (zoveel kilometer leiding aangelegd, zoveel aansluitingen, zoveel kosten, zoveel economische groei, etc..). Ontzettend leuke opdracht en ook heel veel werk. Er moesten maar liefst 120 mensen geïnterviewd worden.

Maar goed, toen Gerry en ik begin September terug kwamen in Kigali lagen er 120 enthousiaste verhalen, waarvan we de twintig beste hebben gelecteerd om nader uit te werken.

Daarvoor moesten we weer terug naar die twintig mensen om foto’s te maken en meer details te horen. Zo kwam het dat ik met Nehemie, Gretta en onze intern Jacky eind September een week als chauffeur/fotograaf mee mocht om mensen te bezoeken waar ik anders nooit mee in aanraking zou zijn gekomen, alleen al omdat ik niet voldoende Kinyarwanda spreek. Ik heb genoten van het erbij mogen zijn, rondkijken en foto’s maken.

Ik heb prachtige sterke mensen gezien die in moeilijke omstandigheden leven en werken. Allemaal vertelden ze hoe blij ze waren met die electriciteit omdat ze nu eindelijk van die walmende olielampen af waren, ’s avonds gewoon kunnen zien wie er buiten voor de deur staat, in meerdere kamers van het huis kunnen lezen en studeren, niet meer hoeven te betalen voor het opladen van hun telefoon of voor batterijen voor de radio, geen houtvuur hoeven stoken om warm water te krijgen, niet meer voor het uitprinten van een formulier naar de stad hoeven, etc..  Veel van die dingen zijn voorspelbaar en banaal. Juist daarom is die methode van “Stories of Significant Change” ook zo aardig.  De persoonlijke verhalen van mensen maken het banale opeens bijzonder. Je kan het je opeens voorstellen. 

 

 

Een van de leukste bezoeken was bij Chantal Mukakalisa, een boerin die met haar man, moeder en twee kinderen in een afgelegen dorpje in Rwamagana woont. Als ze op mijn verzoek de stekker van haar radio in het stopkontakt steekt, komt er swingende muziek uit. Ze lacht en begint meteen met haar heupen te wiegen.

“Dansez, dansez!” nodigt ze me uit in het frans. Iedereen lacht en voor ik het weet staan we met de hele familie te swingen. “Vroeger maakten we zelf liedjes waarin we om electriciteit vroegen” vertelt Chantal later. “Maar in feite geloofde niemand dat dat er ooit van zou komen hier. Dus wie schetst onze verbazing toen de locale autoriteiten ons vertelden dat wij electriciteit zouden krijgen! Het duurden daarna nog twee jaar, maar nu is het er echt. En het is geweldig!  Het dorp is veel levendiger, er is overal licht, het is zelfs voor kinderen nu veilig om ’s avonds buiten te zijn. Moet je voorstellen, vorig jaar hebben ze onze toiletdeur gestolen zonder dat we het hebben gemerkt. Je kon gewoon geen steek zien in het donker. Dat zal nu niet meer gebeuren.”

 

Voor ondernemers is electriciteit een multiplier voor hun productie en dus voor hun omzet en winst, maar dan moeten ze wel in staat zijn de nodige investeringen te doen in apparatuur. Een voorbeeld daarvan is Jean Paul Nsanzabarashe. Jean Paul heeft een florerend naai-atelier in een dorp vlakbij de grens met Tanzania. Hij heeft twee mensen in dienst en twee stageaires. Hij heeft drie electrische naaimachines, die allemaal net iets anders kunnen: naaien, borduren en, heel belangrijk, zomen.  “Vroeger had ik alleen een handnaaimachine en een strijkijzer dat verwarmd werd met houtskool. Dat was geen pretje. Ik kon eigenlijk niet echt mooie kleren maken. Voor zomen moest ik naar de stad. Dat kostte me 10,000 RWF (10 Euro) per trip, terwijl ik maar 120 euro per maand verdiende! Nu komen andere kleermakers bij mij zomen en verdien ik 500 euro per maand.”

Elektriciteit stelt organisaties en studenten opeens ook in staat om computers en internet te gebruiken en om zelf te printen. Dit is vooral van belang voor scholen, kerken, overheidsdiensten en gezondheidsposten die dossiers van mensen moeten bijhouden en die ingebed zijn in een landelijk netwerk waarmee ze moeten communiceren.  Je staat er niet bij stil hoe ingewikkeld dat is als je geen computer kan gebruiken!  Neem het voorbeeld van Evelyne Mukasabto, receptioniste en laborante in het kleine gezondheidscentrum van Mulini.

 “Vroeger moest ik voor alle patienten per telefoon checken of zij verzekerd waren. Als de batterij van mijn telefoon het halverwege de middag begaf, moest ik de overgebleven patiënten vragen de volgende dag terug te komen. Aan het einde van iedere dag stuurde ik iemand naar de stad om mijn telefoon op te laden. Elk dossier was handgeschreven en moest dan weer worden overgetikt in de computer in de stad.”  Aan het einde van ons bezoek laat Evelyne ons nog even vol trots de nieuwe electrische microscoop van het centrum zien. Onze oude daglicht microscoop had geen lamp, alleen een spiegeltje. Als het slecht weer was kon ik geen analyses doen wegens te weinig daglicht. Ook dan moest ik mensen onverrichter zaken naar huis sturen. Gelukkig hoeft dat nu niet meer. Daardoor maken we ook nog meer omzet, wel 250 euro per maand!  

Terwijl Gretta het interview doet, heb ik vooral oog voor de wonderlijke combinatie van een goed opgeleide, laborante met een laptop en een prachtige moderne microscoop, geheel volgens voorschrift met COVID-masker en wegwerphandschoenen, in een kale afgebladderde ruimte met gebroken meubulair in een afgelegen dorp met rijen wachtende mensen buiten in de brandende zon. Iedereen doet hier zo zijn best en het is zo moeilijk...maar we gaan vooruit!  Het ontroert me.