Bij dit verhaal hoort een kaart, anders raken jullie de draad kwijt. Stap één: bestudeer de kaart.
Waarom gaat Gerry naar Congo?
Onze e-learning-modules over ‘Gender in Agriculture’ zijn
klaar. Je kan ze bekijken op onze
website.
Nieuwe e-learning opdrachten zijn nog in de maak
en er moet toch brood op de plank.
Er kwam een vraag
langs van een Duitse organisatie die uitsluitend met vrouwen werkt. De Duitsers zochten een vrouwelijke consultant om een
strategie te bedenken om 6 Congolese vrouwenorganisaties te versterken die ondersteuning bieden aan verkrachtte vrouwen. Ik heb, met stiekeme hulp van de
man Jan Willem, een mooi plan ingediend over een zelfanalyse die de
organisaties zouden kunnen doen en de zaak kwam rond. Ik moest de methode
uittesten bij één organisatie en daarna gaat een Congolese consultant de truc
herhalen bij de 5 andere organisaties. En zo kwam het dat Gerry naar Congo ging.
Bujumbura
Nou ja… naar Congo, eerst naar Bujumbura in Burundi, want
daar is het regiokantoor van de Duitse organisatie. Burundi is op dit
moment geen fijn land. Er geldt een negatief reisadvies omdat de
president zich onlangs onwettig voor de derde keer heeft laten herkiezen en hij
zijn tegenstanders met behulp van “onrustige jongeren” en liquidaties het
zwijgen oplegt. De Duitse activistische dames die optreden tegen verkrachtingen
zijn echter niet bang uitgevallen en werken gewoon door.
 |
voorkant CPEGL |
Reizen in deze regio is voor een buitenlander een heel
gedoe. Een visum krijgen voor Congo is een nachtmerrie. Maar wonderbaarlijk genoeg is het voor mij als ingezetene uit
de regio juist heel eenvoudig dankzij de CPEGL. Dat is een A 4 wat in
plaats van een paspoort gestempeld wordt. Het is goedkoop, gemakkelijk te verkrijgen en geldig voor Rwanda, Burundi en Congo. Twee keer in de
rij bij de immigratiedienst en het is gepiept.
 |
Achterkant CPEGL, bij iedere grensovergang | krijg je mintens twee stempels! |
Op de website "living in Kigali" staat "een CPEGL lijkt op een kleuterschool knutselwerkje". Hebben ze gelijk of niet? Gewapend met de CPEGL vertrek
naar Bujumbura om stempels te gaan verzamelen. De vlucht duurt 35 minuten.
In Bujumbura word ik opgewacht door Clara, een vurige Zuid Italiaanse
die net is begonnen als regio-coordinator voor de Duitsers. Ze zal met me mee reizen
om kennis te maken met de organisaties die ze nog niet kent. Tot mijn verbazing blijkt Clara in Bujumbura te wonen met drie
kinderen in de lagere school leeftijd.
Een riskante onderneming lijkt me, maar Clara haalt haar schouders op: “Ach” zegt ze, “waar ik eerst woonde in Congo
was het veel gevaarlijker”. ’s Avonds eten we in het lokale Italiaanse
restaurant aan een lange tafel waar de rest van de lokale Italiaanse gemeenschap
aanschuift. Ik voel me alsof ik in een Bertolli reclame optreed. Jammer genoeg
spreek ik geen Italiaans en spreken de meeste Italianen onverstaanbaar Frans,
dus wat er besproken is heb ik niet goed meegekregen. ’s Avonds wel lekker
geslapen bij de Italiaanse paters waar Clara me ondergebracht heeft.
Op pad naar ?
De volgende dag ontmoet ik Veronica, de Congolese consultant
die mijn maatje wordt in dit avontuur. Veronica blijkt een leuke vrouw waar ik
het uitstekend mee kan vinden. Met zijn drieën gaan we op pad om te kijken hoe
de 6 organisaties die ondersteund moeten worden ervoor staan.
Twee organisaties
zijn gevestigd in Bukavu in het noorden. De veiligste en
snelste manier om daar te komen vanuit Bujumbura is.... via Rwanda, waar ik net vandaan ben gevlogen. Na een uur
rijden komen we bij de Rwandese grens. Daar realiseert Clara zich opeens dat ze
geen visum heeft voor Rwanda en ook geen CPEGL. We gooien alle drie onze
vrouwelijke charmes in de strijd, maar de sympathieke Rwandese grensbeambte blijkt
onkreukbaar. Zonder visum komt Clara Rwanda niet binnen. Wat te doen? Er zit maar één ding op: terug
naar Bujumbura en via Uvira door Congo naar het Noorden rijden. Die weg is niet geasfalteerd en het is er niet altijd veilig.
Het grote omgooien van het programma begint. We bezoeken nu
eerst de organisaties in Uvira en gaan later door naar Bukavu. Gelukkig zijn de directrices van de organisaties in
Uvira bereid die middag te komen praten. Maar eerst gaan we langs het kantoor van de VN-vredesmacht die hier is gestationeerd, de MONUSCO om te vragen of de weg door Congo naar Bukavu veilig is. "Voor donker aankomen", is het MONUSCO advies.
In ons hotel in Uvira, een soort oud-seminarie, duiken al
snel de directrices op van onze vrouwen-organisaties. De eerste benadrukt dat
ze overal hulp bij nodig heeft van ons en van de Duitsers in het algemeen. Toch
maakt ze een heel competente indruk. De
tweede leidt een vrij grote organisatie en lijkt tegen het overspannen
aan... Tja, wat moet ik hiervan maken? Eerst maar eens een nachtje slapen. Het oud-seminarie blijkt geen water
te hebben, maar wel keiharde hoofdkussens. Ze serveren spinazie, uitgedoogde vis en bergen rijst.
Over de escarpment
naar Bukavu
 |
voor de plastic stoelen zitten mensen op deze vrachtwagen |
De weg van Uvira naar Bukavu is ontzettend mooi. De weg klimt langzaam over een 500-1000 meter hoge richel met uitzicht over het dal van de rivier Rusizi en de heuvels van Burundi en Rwanda. De weg is ook ontzettend slecht: schudden en hobbelen, ‘la danse Congolaise’ noemen ze dat hier. De route is ook een beetje spannend omdat hij officieel door rebellengebied gaat. Tot mijn
verbazing komen we veel vrachtwagens tegen. Die vermijden met deze route de tol
die ze moeten betalen als ze via Rwanda naar Bukavu gaan.
Liever hobbelen dan belasting betalen.
Alle vrachtwagens zijn dubbel beladen
en bovenop zitten ook nog mensen. Ja, als je geen geld hebt...
Veronica blijkt een uitstekende criticaster van haar eigen
land. In hoog tempo vertelt ze verhalen over wat er niet deugt aan Congo. Een
kleine greep: “De politici zijn zakkenvullers. De wegenbelasting wordt aan van
alles besteed behalve de wegen. Politici weten niet wat te doen. Een advocaat die
de corruptie te lijf ging is onlangs nog vermoord. De meeste verkrachtingen in
dit land worden gepleegd door de politie en het leger. Ondanks dat de VN miljarden
heeft besteed aan programma’s om het leger en de politie op te leiden en discipline
bij te brengen, is er nog nooit een Congolees voor verkrachting veroordeeld.
Dat kan ook niet, want anders zou het leger en de politie zichzelf moeten
opsluiten…” En zo gaat Veronica maar door.
Na een tijdje heb ik genoeg van het geklaag en vraag of
er ook hoop is voor Congo. Clara stelt dat Congo opgedeeld moet worden in
5 stukken, omdat het te groot en onbestuurbaar is. Veronica vindt dit wel een
aardig idee en stelt een federale staat voor. Daarop werpt Clara tegen dat
niemand in Congo weet hoe je een federatie moet besturen. Er ontspint zich een
heus politiek debat op niveau en net als het dames clubje er bijna uit is hoe
het verder moet met Congo komen we aan in Bukavu.
Bukavu ligt prachtig aan het Kivu meer en we slapen er bij
de paters Xaverien. Naast de paters zitten de zusters en die blijken een
aanlegsteiger in het meer te hebben. Na enige onderhandelen laat de wacht me
door het poortje van de paters naar de zusters en zo kan ik een duik nemen. Clara wil de coördinatrices van de organisaties uit Bukavu bij de paters ontbieden, maar daar steek ik een stokje voor. Ik wil de
bureaus van die organisaties zelf zien. Dat is veel leuker en informatiever.
De paraplu
Eén organisatie blijkt op de vierde verdieping van een pand
in aanbouw kantoor te houden. Beneden lijkt het nog wel wat, maar boven zijn
het slechts betonnen vloeren en houten schotten. Alle trapleuningen en
omheiningen ontbreken en de traptreden zijn ongelijk van hoogte.
De MONUSCO zou dit eens moeten weten; hier is het pas gevaarlijk! Boven zijn
echter ook een krat Fanta, heerlijke oliebollen en twee dames van de
boekhouding die dolgraag een betere boekhouding willen voeren met het nieuwe
nationale boekhoudsysteem OHADA. OHADA is net ingevoerd in Congo en zij hebben er nog
geen les in gehad. Dus lopen ze achter vinden ze. Clara trekt onmiddellijk van leer dat OHADA
nergens goed voor is en dat de boekhouding ook best gewoon in Excel kan.
Het symbool voor hun organisatie is een paraplu.
Als ik doorvraag naar wat de organisatie precies doet, krijg ik een
ondersteboven gedrukt foldertje in mijn handen gedrukt met de uitleg dat een
paraplu een goed symbool is omdat iedereen daar beschutting krijgt.
Als Clarabuiten gehoorafstand is beloof ik de twee boekhouddames dat ik in mijn rapport zal
zetten dat het systeem OHADA beslist in gevoerd moet worden in hun organisatie.
De coördinatrices van de vorige dag hadden het ook al over OHADA gehad, en als er in Congo iets nationaal
geregeld wordt, moet je mee doen lijkt me zo. Er is al chaos genoeg hier.
Later vertel ik het verhaal aan Veronica. Ze moet er erg om lachen, maar spreekt me ook
vermanend toe. Dat zou zij nooit durven doen zo. In Bukavu heb ik nu twee
boekhoudvriendinnen voor het leven.
De leeuwin
Bij de volgende organisatie hangt een zeer
bijzonder organigram aan de muur: binnen de organisatie zit een andere
organisatie. Dat blijkt het privé
consultancy-bureautje van de coordinatrice te zijn. Een leuk mens trouwens, een oudere dame en super
feministe, die als een leeuwin waakt over haar club. Van de Duitsers
wil ze eventueel wel een Excel cursus wil voor haar junior medewerkers. Het systeem
OHADA heeft zij al lang. Waarom ze dat dan niet ook even uitgelegd heeft aan
haar collega organisatie waar we net vandaan komen, kan ze me niet duidelijk
vertellen. Maar ze vind wel dat de Duitsers de publicatie van haar boeken en
artikelen moeten financieren. Het feit dat de Duitsers dat nog niet hebben
toegezegd vindt ze een duidelijk minpuntje. Ik heb Clara gezegd dat ze maar eens een
keer met de leeuwin uit eten moet gaan om het over wederzijdse verwachtingen en
de gevaren van belangenverstrengeling te hebben....
Na dit bezoek scheiden onze wegen. Clara gaat terug via de
Escarpment naar Bujumbura en ik ga met Veronica in een huurauto uit Bukavu via het
Rwandese asfalt weer terug naar Uvira en vervolgens verder Congo in. De chauffeur
van de auto vertelt dat hij als vondeling is opgegroeid bij de Jezuïeten. Omdat
hij zijn familie niet kent, heeft hij besloten zelf dan maar een grote familie
te stichten. Hij heeft al 8 kinderen en gaat nog even verder. Als we in Rwanda op het spiegelgladde asfalt komen, blijken
we net zo hard te hobbelen als op de beroerde zandwegen in Congo. “Oh even de
band verwisselen” roept de chauffeur. Dit blijkt echter niet het euvel en Veronica
wordt misselijk. De auto heeft gewoon te lang de “danse Congolaise” gedanst in
zijn leven en is totaal ontzet.
Na weer een nacht in het oud-seminarie van Uvira zonder water maar met bergen rijst, spinazie en uitgedroogde vissen, hobbelen we
de volgende dag naar Baraka in het zuiden, de geboorte plaats van Veronica. Als we aankomen bij de geplande slaapplek, de
pastorie van het dorp, blijkt dat zo’n bouwval dat we besluiten onze intrek te
nemen in het net nieuw gebouwde hotel. Zo! Het is nog niet helemaal klaar, maar
het heeft tenminsts stromend (koud) water en een koud biertje.

Die middag spreken we de coordinatrice van de vrouwenorganisatie: geweldig! Het blijkt een vrouw van 25 met een blaadje voor
zich waarop een hele reeks moeilijke woorden op het gebied van management en
effectiviteit. Ze weet ze ook nog foutloos uit te spreken, al gutst het zweet
van haar voorhoofd: daar zou ze allemaal graag les in krijgen van de Duitsers.
Veronica en ik zijn inmiddels aardig op elkaar ingespeeld. In een uitgebreid gesprek over wat er komt kijken
bij het leiden van een organisatie, brengen we alle moeilijke woorden terug tot
gewone-mensen-taal. Dan blijkt in een
aanpalende ruimte een man te zitten. Die durft eerst niet te voorschijn te
komen omdat hij weet dat de Duitsers alleen met vrouwen werken. Hij mag van ons gewoon meedoen, blijkt een goede gesprekspartner en
de rechterhand van de coördinatrice.
’s Avonds beginnen Veronica en ik met het voorbereiden van
de workshop die we moeten houden met één organisatie. We hebben al veel gezien
en het begint duidelijk te worden hoe het plan wat ik vante voren gemaakt heb zal
gaan werken. We gaan tot laat door en de volgende morgen ben ik geradbraakt. De
vermoeidheid en de slechte bedden beginnen hun tol te eisen.
Heb je je
geboortebewijs wel bij je?
Als ik de volgende ochtend wat groggy op het terras zit te ontbijten, zijn er twee jonge
jongens me nauwlettend in de gaten houden. Net
als we op willen stappen komen ze op ons af: “We zijn van de politie en moeten
je papieren controleren.” Ze hebben gewone kleren aan, maar Veronica gebaart dat ik mee moet werken. Tergend langzaam bladeren ze mijn paspoort door en
dan willen ze kopieen van mijn paspoort en van mijn “ordre de mission”. Die heb
ik gelukkig. Teleurgesteld dat ze niks kunnen vinden om mij geld af te persen,
beginnen ze de data van mijn gele koorts inenting over te schrijven uit mijn GGD boekje. Veronica
blijft heel kalm en beleefd tegen die jongens, maar ik merk dat ik ontzettend
kwaad werd. Echt sidderend van ingehouden nijd.
Later vertelt Veronica me dat sommige
overheidsfunctionarissen al 2 jaar geen salaris hebben gekregen. Dan moet je
toch wat? De Congolese grap is dat de niet betaalde politie agenten, als ze
niets anders kunnen vinden, automobilisten bekeuren voor het niet bij zich
hebben van een geboortebewijs. Zal
wezen, maar ik vind het pure intimidatie en zeer onbeschoft. Wat een toestand
dat Congo! Ik krijg nu ook wat meer
begrip waarom Clara me in al die seminaries en pastorieën onderbrengt. Daar heb
je minder last van dit soort lieden.
Ik kan een boek schrijven over de laatste organisatie die we bezoeken. Dat wordt een komisch boek over de manier waarop die
organisatie draait. Zo is er bijvoorbeeld een boekenkast met uitstekende
moderne Engelstalige literatuur, krijgertjes van een vriend van de organisatie.
Het punt is alleen dat niemand Engels leest; alles is Frans. Ook hebben ze
een levensgroot, gloednieuw, half in plastic ingepakt hobbelpaard wat bovenop
een vervallen archiefkast woont. Het boek blijkt ook een tragische kant te
krijgen als de coördinatrice, die met ons mee terug naar Uvira reist, ons
onderweg haar levensverhaal vertelt met erg veel verbeeldingskracht. Een verhaal over oorlog, vermissingen en achtervolgingen. Ze dacht dat haar man vermoord was, wat later niet waar blijkt te zijn. Het is ook een verhaal wat iedere Rwandees die ouder is dan 25 (en dus de genocide meegemaakt heeft) kan vertellen. Alleen ben ik weinig Rwandezen tegengekomen die het vertellen. Deze Congolese dame vertelt het wel. Ik zie dat Veronica moeite doet om er niet openlijk bij te huilen.
Opeens hapert de auto. De vader van 8 kinderen had al enige
noodreparaties verricht aan het ontwrichtte vehikel, maar nu houdt de auto er definitief mee op. De chauffeur duikt onder de motorkap, terwijl de dames in de
auto levensverhalen uitwisselen en inmiddels weer bij de hopeloze toestand van Congo aangeland zijn. Na een half uurtje kijkt Veronica nog
eens om zich heen en zegt: “Dit gebied is eigenlijk niet veilig, de rebellen
trekken hier vaak langs.”
Gelukkig is het pas
half twee, stralend weer en is er nog geen rebel te zien, maar ik begin me toch
vagelijk ongemakkelijk te voelen.
Dan herinner ik mij plotseling het dikke pak veiligheidsvoorschriften dat ik van de
Duitsers moest doornemen. Hup, actie!
Ik bel Clara dat we gestrand zijn en dat ze hulp moet sturen. Als er een konvooi van de MONUSCO langs komt, spring ik de weg op en dwing
ze te stoppen. Wij zijn in

nood en hebben hulp nodig.
Het konvooi blijkt uit
Pakistanen te bestaan.
Ze hebben blauwe
baretten op en wiebelen op z’n Indiaas met hun hoofd terwijl ze met elkaar
overleggen wat te doen met deze dames in nood. Van de 20 mannen, spreekt er
maar één een beetje Engels.
Er blijkt
geen sleepkabel aanwezig, dus slepen ze ons met een oud stuk ijzer, dat een paar keer breekt, naar een dorp een paar kilometer verderop.
Bij het dorp ontbreekt de brug en moeten auto's door het water, maar volgens de MONUSCO is het veilig genoeg. De
chauffeur springt op een motortje om 60 kilometer hobbelen verderop in Uvira een nieuwe diesel filter
te gaan kopen. En daar staan we dan. Nog een rondje levensverhalen.

Na twee uur wachten komt er opeens een mooie auto langs met
vrienden van de nicht van de tante van Veronica. Het blijken nogal hippe jongens
met plaats voor ons. Ze nemen zonder veel woorden onze bagage over en rijden
met een noodgang richting Uvira. Van Veronica’s
prostesten dat dit nog gevaarlijker is dan stranden in rebellen-gebied trekken
ze zich niks aan.
Gelukkig doemt al snel
onze reddingsauto op. Het is Clara gelukt om op zaterdag een
chauffeur te vinden die ons net voor donker aflevert bij het oud-seminarie in
Uvira waar de spinazie, uitgedroogde vis en bergen rijst weer voor ons klaarstaan. Er is nog steeds geen stromend water maar ik heb nu een volle waterton ontdekt.
De workshop
Veronica en ik hebben nu nog één dag om onze workshop voor
te bereiden. Na een zondag hard werken zijn we maandag ochtend helemaal klaar
voor de start. Eerst lijkt de workshop helemaal niet door te gaan, wegens
gebrek aan deelnemers.
Maar net als ik mijn nette kleren heb uitgetrokken en een alternatief dagprogramma wil bedenken verschijnen de deelnemers
toch.
Niet de mensen die we
verwachten, maar een kniesoor die daar op let.

In de dagen daarna maken ze een prachtige
zelf-analyse, ze tekenen over hoe het er bij hen toegaat en fabriceren ze
een actieplan met 5 speerpunten. Nog zes keer eet ik spinazie, uitgedroogde vis
en bergen rijst in het oud-seminarie waar de workshop is.
De derde dag hebben
we hebben een terugkoppeling en meedenk sessie met de coördinatrices en
de projectleidsters van de 6 organisaties. Allemaal hebben ze de reis naar
Uvira gemaakt. Ik laat hen eerst flappen vol schrijven en vat die dan samen in
een aantal heldere conclusies. Zo mooi dat iedereen ze meteen omarmt. Ik vraag
me af of ze het mij zouden vertellen als ze het ergens niet mee eens zijn.
Waarschijnlijk niet.
Werkt wel zo gemakkelijk.
Af en toe krijgen we bericht van de chauffeur en vader van
acht kinderen. Hij is er niet in geslaagd de auto te repareren. Wij leven met
hem mee als hij besluit terug te gaan naar Bukavu en de auto achter te laten
bij het dorp zonder brug. Waarschijnlijk staat de auto er nu nog.
Inmiddels ben ik het oud-seminarie meer dan zat en na de
workshop vertrekken Veronica en ik snel naar Bujumbura. Daar hebben we nog twee
dagen om conclusies te trekken.
De Italiaanse paters

In Bujumbura slaap ik weer bij de Italiaanse paters. Nou ja, paters. Het is eigenlijk één Italiaanse pater; een leuke man die een huishouden bestiert van zichzelf en 6 katten. Hij heeft een grote eettafel en altijd gasten: andere paters, nonnen (gemiddelde leeftijd toch wel boven de 80) en mensen van hulporganisaties. Het interieur is niet veranderd sinds de jaren '50. Er is wel goed internet. Ze eten stipt op de klok, ’s middags om 13.00 uur en ‘s avond om 18.30 moet je er zijn. Voor het eten moet je rechtop staan achter je stoel en bidden. Daarna komt het eten! Echt Italiaans eten met een primo en een secundo. Bijvoorbeeld ministrone soep, daarna bergen gebakken aardappels, heerlijke courgettes en salade op grote schalen. Voor mij als vegetariër is er veel kaas en na afloop een mini-kopje loei sterke espresso. Het smaakt me verschrikkelijk goed na al die spinazie, uitgedroogde…. etc.
De Italiaanse pater eet heel snel. Zodra hij zijn bord leeg heeft begint hij rond te kijken aan tafel wie er restjes laat liggen. Die kan hij dan aan de katten geven. Er is een Filipijnse non op doorreis en een Spaanse non die van ‘s ochtends zeven uur tot ’s avonds negen uur (want dan doet de Italiaanse pater het licht uit en moet iedereen naar bed) in een noodtempo projectvoorstellen zit te typen. Iedere avond na het avondeten start een huiveringwekkend ritueel: dan vertellen de religieuzen elkaar verhalen over vermoorde collega’s. Op het prikbord hangen ze allemaal en iedere avond opnieuw wordt verteld hoe ieder van hen aan zijn einde is gekomen.
Waarom vertel ik dit allemaal zo uitgebreid? Omdat het me erg bezig houdt. Na zo’n missie raakt de mens altijd in een vreemde staat van zijn, een combinatie van vermoeidheid en superoplettendheid waardoor allerlei indrukken binnen denderen. Ik kom zelf uit een katholieke familie met familieleden die non, pater of missionaris waren. Tijdens deze reis was het net alsof ik teruggeschoten werd in mijn eigen familiegeschiedenis. Eerst vond ik dat hele huishouden een soort rariteiten kabinet. Toen bedacht ik dat het een soort bejaardenwoongroep is. Daarna bedacht ik dat het toch wel een heel activistische bejaardenwoongroep is met mensen die vol in het leven staan en toch wel heel speciale keuzes gemaakt hebben. Tegelijk is er ook een besef van een soort geschiedenis waar ik nu nog een staartje van meemaak, maar wat niet lang meer zal bestaan.
Terug in Kigali
Terug in Kigali moet er een rapport komen, in het Frans! De hele missie was in het Frans en dat heb ik voor elkaar gekregen. Maar schrijven in het Frans is niet mijn fort. Gelukkig heb ik een man die dat wèl kan. Met zijn hulp is er een mooi rapport gekomen. Net voordat Maria op bezoek komt ( zie vorige blog), lever ik mijn rappport op, een bijzondere ervaring rijker.