zondag 4 december 2016

Termieten in de tuin

De laatste tijd twee maanden werden we in ons huis nogal geplaagd door mieren. Hele kleintjes. Ze doen niks, maar ze zijn met erg veel. Ik denk dat ze door de vele regens ons huis zijn binnengetrokken. Het begon eigenlijk in september met Afke, die onder de douche opeens uit het niets door duizenden mieren werd besprongen. Toen ze nat en naakt, nou ja, bedekt met mieren dan, gillend de kamer in kwam rennen kreeg ik al een angstig vermoeden dat dit de voorbode van een plaag zou zijn kunnen zijn. En dat was ook zo. Binnen twee weken was de grote bus ecologische mierenpoeder die ik uit Nederland had meegenomen op. En ze bleven maar komen. Uit alle hoeken en gaten marcheerden ze in goed georganiseerde kolonnes door het huis. Net de badkamer gedweild en gepoederd en een kwartier later lag het er alweer bezaaid met dooie mieren. Vruchtensap gemorst op het aanrecht en vergeten weg te vegen? Driehonderd mieren in vijf minuten. Was Afke nog schattig in de weer met van internet geplukte middeltjes uit grootmoeders tijd als talkpoeder, azijn en kokend water - Janvier en ik hadden al snel door dat om de oorlog tegen deze indringers te winnen grovere middelen nodig waren. Tevens voelden wij natuurlijk de ridderlijke drang de dames in huis (Gerry en Ariane) tegen deze plaag te beschermen. Bij de Nakumatt vond ik vervaarlijk uitziende spuitbussen en poederbussen die beloofden alle insecten binnen enkele seconden te doden - vliegend of kruipend- maakt niet uit. Ondanks dit prettige vooruitzicht, bleek het nog een maand te duren voor de strijd gestreden was. Sinds een week kunnen Gerry en ik weer koken en tandenpoetsen zonder in onze ooghoeken of op onze armen en benen gewriemel waar te nemen. Wat een genot!

Net toen we begonnen te ontspannen zagen we in de tuin een rare ronde plek verschijnen in het gras:

 Toen we gingen kijken zagen we dit:
 Termieten! We lieten Haruna ze weghalen, maar de volgende ochtend zag de plek er zo uit:
 Wat een power! Ik zag al een termietenhoop van twee meter hoog verrijzen in onze tuin. Wat te doen? Als je op Wikipedia bij termieten kijkt, dan word je niet vrolijk. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, zijn ze geen familie van de mieren, maar van de kakkerlakken. Verdelgingsbedrijven schrijven verlekkerd dat ze grote kaken hebben, wel 20 kilo hout per week eten, bij voorkeur uit je huis en bovendien giftig kunnen zijn. Ik kreeg spontaan heimwee naar die leuke kleine miertjes...
Op internet staat eigenlijk geen goede manier om er vanaf te komen, behalve dan een verdelgingsbedrijf bellen. Net wilde ik maar eens wat gaan rondbellen, toen Haruna aankwam met zijn hak. Wat ga je doen? vroeg ik. "Umwami!" zei hij grijnzend en wees naar de grond. 

De Koning en de Koningin opgraven! Natuurlijk, dat is de oplossing (zolang ik het maar niet hoef te doen). In tegenstelling tot mieren hebben termieten een koning en een koningin, die samen voor het nageslacht zorgen. Zo'n stel kan wel 50 jaar worden! Ik sta altijd weer versteld wat een mietje ik ben als het op "vieze enge dingen" aankomt.
Haruna begint gewoon, met laarzen aan -dat wel- een enorm gat te graven. Onder de grond blijkt het termietennest wel een vierkante meter groot te zijn. De grond is helemaal verkit door het speeksel van de beestjes. Het is soms echt hak- en breekwerk. De termieten schieten overal heen, maar Haruna gaat onverstoorbaar en geconcentreerd verder. En na een uur of twee heeft hij de Umwami en de Umwamikazi te pakken. 

De koningin is een ongeveer 10 centimeter wollige larf. Haruna kijkt ernaar en zegt "vier jaar". Kennelijk heeft ze een soort jaarringen. Tot mijn verbazing maakt hij haar niet dood, maar gooit ze over de muur. "Ik wil niet dat de termieten wraak komen nemen" verklaart hij deze keuze. Nu moeten alleen de overgebleven termieten nog opgeruimd, maar ook daar weet 

Haruna wel wat op: hij laat de kippen los en die hebben de maaltijd van hun leven! Na drie dagen zijn alle termieten opgegeten of verdwenen. Er wriemelt niks meer. Het gat kan dicht gegooid. En Haruna is onze held natuurlijk!

Jan Willem

woensdag 26 oktober 2016

Meedoen en erbij horen





Afke bij Three Mountains op bezoek
Eindelijk weer eens een blog van die luitjes in Rwanda! We waren in Nederland en daarna hadden we een maand lang Afke op bezoek, die over haar belevenissen in Rwanda overigens ook een blog bij heeft gehouden op http://afke245.reislogger.nl/.  

Wat is hier allemaal gebeurd? Vlak voor we naar Nederland vertrokken, ontviel ons plotseling de helft van ons personeel. Onze intern, Louis, vertelde dat hij ons ging verlaten om zich full time te wijden aan een eervolle programmeer-opdracht van zijn universiteit. En een uur voor vertrek betrapte Haruna onze Ruth voor de tweede keer op stelen, hetgeen uitliep op een handgemeen. Weliswaar ging het deze keer slechts om een WC-rol, een potje jam en een handdoek, maar toch. Het laatste wat we hebben gedaan voor we op het vliegtuig stapten op 18 augustus was het op staande voet ontslaan van onze kokkin/huishoudster.

In Nederland een heerljke tijd gehad. Eerst een week fietsen langs alle vier tantes van Gerry. Een zinvolle en mooie tocht. Wat is Nederland toch een prachtig en gevarieerd land! Daarna zijn we als altijd liefdevol opgenomen in het huishouden van Ineke en Jos in Amsterdam en hebben we video-materiaal verzameld voor het project “De Dementievriendelijke gemeente” dat we komend half jaar vanuit Rwanda uitvoeren met partners in Nederland.   

Verjaardag Gerry
Het was heerlijk om onze familie en vrienden weer te zien. 
 Gerry heeft zelfs haar verjaardag nog in Nederland gevierd.  Het gaf ons het gevoel dat we ook in Nederland nog meedoen.  Op een beetje aparte “hop on, hop off”manier misschien, maar we zijn niet helemaal weg. Fijn is dat wel.

Opeens werden we gebeld vanuit Rwanda door Ariane, onze enige werkneemster, dat Haruna onze wacht die bij ons op het terrein woont, zijn rug had gebroken en niet meer kon bewegen en al drie dagen op bed lag zonder eten of drinken. Paniek! Henk, een Nederlandse vriend,  gebeld in Kigali om polshoogte te gaan nemen. Haruna naar het ziekenhuis gebracht. Bleek hij spit te hebben. Met pijnstillers en rust is hij inmiddels weer helemaal de oude.
Haruna in het ziekenhuis

Maar waarom had hij nu drie dagen niks van zich laten horen? Omdat hij zijn verzekeringspapieren niet bij zich had. Met €50 van Henk kon hij vervoerd en geholpen worden. Alleen voelde hij zich machteloos en was bang terug gestuurd te worden door het ziekenhuis. En omdat hij niet kon opstaan om zich te ontlasten had hij maar niks gegeten en gedronken. Zo afhankelijk zijn arme mensen hier dus van machtige beschermheren. Haruna noemt ons Papa en Mama....

Terug in Rwanda moesten we dus een nieuwe kok/huishoudster.  Op de website Living in  Kigali  kan je alles vinden wat een expat nodig heeft. Ook personeel.  Een vertrekkende Amerikaan prees zijn kok/huishouder Janvier zo ongeveer de hemel in: betrouwbaar, leergierig, goed kunnende schoonmaken en koken. Kortom, wat wil je nog meer?  Wij meteen afspraak gemaakt.  Komt er een heel vriendelijk knipmessende jongeman op gesprek die bij hoog en laag vol houdt dat hij niet kan koken, alleen een beetje kan schoonmaken, maar wel veel wil leren.  Tja, solliciteren zijn ze hier niet zo goed in..... Gerry heeft toen maar eens een mailtje gestuurd naar die vorige baas van hem, die inmiddels al in de USA zat.  Kreeg ze per ommegaande antwoord met weer een jubelzang op de kwaliteiten van Janvier. “Koken kan hij best wel, hij presenteert zich alleen wat bescheiden...” 

Onze nieuwe kok/huishouder, Janvier
Janvier is inmiddels zes weken bij ons en hij groeit iedere dag in zijn rol. Ontzettend leuk om te zien. Afke vond hem helemaal geweldig “zo’n leuke beschaafde jongen!” en heeft hem goed gecoacht. Hij heeft absoluut gevoel voor koken. We vinden nu al dat we er op vooruit zijn gegaan.

Nieuw watertappunt
In Nederland doen we nog een beetje mee, maar horen we er al een beetje bij in Rwanda? Het begint te komen. Bij de laatste Umuganda, de maandelijks verplichte zaterdagochtend ‘community-work’ bijeenkomst, werd er in onze Umugudugu  (dorp/wijk) een watertappunt onthuld. Het ding had €400,-  gekost en alle mensen die hadden bijgedragen werden met naam en bijdrage hardop voorgelezen.  Wij stonden er niet bij, want wij waren in Nederland toen daarvoor werd gecollecteerd.  Maar geen nood, de volgende geldophaalactie stond alweer gepland: bij het watertappunt moet nog een huisje komen voor de beheerder en 1 0ktober is het “patriotic day”. Dat wil zeggen dat dan de oorlogsinvaliden geëerd worden.  En dan wordt er gecollecteerd voor de cooperatie van “mensen zonder armen en/of benen” zo werd ons plastisch uitgelegd.  Geen contant geld bij je? Geen nood, we komen volgende week wel even bij je langs.
Afke en JW op de Umuganda. Op de achtergrond het nieuwe watertappunt. Rechts in zwart trainingspak Goudance.
En dus zie je ons op de foto op de bank bij ons thuis met “Charles” onze dorpsoudste en “Goudance”de maatschappelijk werkster van de gemeente.  Ze waren best moe, want vanaf 8.00 uur ’s-ochtends waren ze al op pad en ze gingen langs alle 190 huizen van ons ‘dorp’ om geld op te halen. We kregen zelfs de mededeling dat we op 31 oktober mee konden met een excursie voor donoren naar de mensen zonder armen en benen zodat we konden zien waar ons geld terecht kwam. “En we mochten dan ook foto’s maken”werd eraan toegevoegd als extra lokkertje.

De dorpsoudste en de maatschappelijk werkster op bezoek
Horen we er nu bij? Ja, we horen erbij. Bij de elite van onze Umugudugu (dorp) die geacht wordt elke keer als er nieuwe plannen zijn ter verbetering van de buurt en verheffing van het volk de portemonnee te trekken. In een land waar de overheid weinig geld heeft, niet zo vreemd.  Het is hier ook tamelijk gewoon dat mensen aan hun familie- en vriendenkring geld vragen om een operatie te kunnen betalen. De verzekering dekt vaak maar een (klein) gedeelte van de kosten. Voor ons is dat ongemakkelijk, omdat we gewend zijn dat er een of andere stichting zit tussen ons en het goede doel.  We kunnen een willekeurige bijdrage geven aan NOVIB tegen de ellende in Afrika en het oplossen daarvan is dan verder hun probleem.   Maar dat ligt toch iets anders als iemand die je kent opeens halfzijdig verlamd raakt door een gecompliceerde hernia en dan vraagt om bij te dragen om een operatie in India mogelijk te maken à €12.000. Dat overkwam ons vorige week. En dan komt het opeens heel dicht op je huid. Hoeveel geef je dan, welke informatie vraag je dan?  Het duurde even voor wij door hadden dat haar appèl niet persoonlijk aan Gerry en mij gericht was, maar aan haar hele kring van familie en vrienden, haar ‘clan’.  Als je weet hoe zo’n persoonlijk netwerk van iemand er ongeveer uitziet, dan weet je je plaats en wat er in zo’n geval ongeveer van je verwacht wordt. Maar die informatie hebben wij niet.  Het is onbekend terrein; glad ijs.  Het feit dat ze ook aan ons een bijdrage vraagt heeft twee kanten: een opportunistische kant – jullie zijn wit, dus rijk en jullie kunnen wellicht wel wat missen – en een relationele kant: ik nodig je uit onderdeel van mijn persoonlijke netwerk te worden, waarin dienst en wederdienst belangrijke waarden zijn.  Nu vraag ik wat van jullie, maar in de toekomst kunnen jullie dan ook wat van mij vragen...

Tja, als je elkaar verder eigenlijk niet zo goed kent, wat doe je dan als relatieve buitenstaander? Dat moeten we van geval tot geval bekijken en beslissen. Ons is in ieder geval wel duidelijk dat als je er hier bij wilt horen en een beetje geld hebt, je ook bereid moet zijn om van je rijkdom te delen op een heel persoonlijke en transparante manier. De kunst is dan om in contact het gepaste gebaar te maken. Die kunst zijn we aan het oefenen. De eerste stappen zijn gezet.

dinsdag 9 augustus 2016

Gerry in Congo



Bij dit verhaal hoort een kaart, anders raken jullie de draad kwijt. Stap één: bestudeer de kaart.



Waarom gaat Gerry naar Congo?

Onze e-learning-modules over ‘Gender in Agriculture’ zijn klaar. Je kan ze bekijken op onze website.  Nieuwe e-learning opdrachten zijn nog in de maak en er moet toch brood op de plank.
Er kwam een vraag langs van een Duitse organisatie die uitsluitend met vrouwen werkt. De Duitsers zochten een vrouwelijke consultant om een strategie te bedenken om 6 Congolese vrouwenorganisaties te versterken die ondersteuning bieden aan verkrachtte vrouwen. Ik heb, met stiekeme hulp van de man Jan Willem, een mooi plan ingediend over een zelfanalyse die de organisaties zouden kunnen doen en de zaak kwam rond. Ik moest de methode uittesten bij één organisatie en daarna gaat een Congolese consultant de truc herhalen bij de 5 andere organisaties. En zo kwam het dat Gerry naar Congo ging.


Bujumbura
Nou ja… naar Congo, eerst naar Bujumbura in Burundi, want daar is het regiokantoor van de Duitse organisatie. Burundi is op dit moment geen fijn land. Er geldt een negatief reisadvies omdat de president zich onlangs onwettig voor de derde keer heeft laten herkiezen en hij zijn tegenstanders met behulp van “onrustige jongeren” en liquidaties het zwijgen oplegt. De Duitse activistische dames die optreden tegen verkrachtingen zijn echter niet bang uitgevallen en werken gewoon door.

voorkant CPEGL
Reizen in deze regio is voor een buitenlander een heel gedoe. Een visum krijgen voor Congo is een nachtmerrie. Maar wonderbaarlijk genoeg is het voor mij als ingezetene uit de regio juist heel eenvoudig dankzij de CPEGL. Dat is een A 4 wat in plaats van een paspoort gestempeld wordt. Het is goedkoop, gemakkelijk te verkrijgen en geldig voor Rwanda, Burundi en Congo. Twee keer in de rij bij de immigratiedienst en het is gepiept.
Achterkant CPEGL, bij iedere grensovergang krijg je mintens twee stempels!
Op de website "living in Kigali" staat "een CPEGL lijkt op een kleuterschool knutselwerkje". Hebben ze gelijk of niet? Gewapend met de CPEGL vertrek naar Bujumbura om stempels te gaan verzamelen. De vlucht duurt 35 minuten.
In Bujumbura word ik opgewacht door Clara, een vurige Zuid Italiaanse die net is begonnen als regio-coordinator voor de Duitsers. Ze zal met me mee reizen om kennis te maken met de organisaties die ze nog niet kent. Tot mijn verbazing blijkt Clara in Bujumbura te wonen met drie kinderen in de lagere school leeftijd.  Een riskante onderneming lijkt me, maar Clara haalt haar schouders op:  “Ach” zegt ze, “waar ik eerst woonde in Congo was het veel gevaarlijker”. ’s Avonds eten we in het lokale Italiaanse restaurant aan een lange tafel waar de rest van de lokale Italiaanse gemeenschap aanschuift. Ik voel me alsof ik in een Bertolli reclame optreed. Jammer genoeg spreek ik geen Italiaans en spreken de meeste Italianen onverstaanbaar Frans, dus wat er besproken is heb ik niet goed meegekregen. ’s Avonds wel lekker geslapen bij de Italiaanse paters waar Clara me ondergebracht heeft.

Op pad naar ?

De volgende dag ontmoet ik Veronica, de Congolese consultant die mijn maatje wordt in dit avontuur. Veronica blijkt een leuke vrouw waar ik het uitstekend mee kan vinden. Met zijn drieën gaan we op pad om te kijken hoe de 6 organisaties die ondersteund moeten worden ervoor staan. 
Twee organisaties zijn gevestigd in Bukavu in het noorden. De veiligste en snelste manier om daar te komen vanuit Bujumbura is.... via Rwanda, waar ik net vandaan ben gevlogen. Na een uur rijden komen we bij de Rwandese grens. Daar realiseert Clara zich opeens dat ze geen visum heeft voor Rwanda en ook geen CPEGL. We gooien alle drie onze vrouwelijke charmes in de strijd, maar de sympathieke Rwandese grensbeambte blijkt onkreukbaar. Zonder visum komt Clara Rwanda niet binnen.  Wat te doen? Er zit maar één ding op: terug naar Bujumbura en via Uvira door Congo naar het Noorden rijden. Die weg is niet geasfalteerd en het is er niet altijd veilig.

Het grote omgooien van het programma begint. We bezoeken nu eerst de organisaties in Uvira en gaan later door naar Bukavu. Gelukkig zijn de directrices van de organisaties in Uvira bereid die middag te komen praten. Maar eerst gaan we langs het kantoor van de VN-vredesmacht die hier is gestationeerd, de MONUSCO om te vragen of de weg door Congo naar Bukavu veilig is. "Voor donker aankomen", is het MONUSCO advies.

In ons hotel in Uvira, een soort oud-seminarie, duiken al snel de directrices op van onze vrouwen-organisaties. De eerste benadrukt dat ze overal hulp bij nodig heeft van ons en van de Duitsers in het algemeen. Toch maakt ze een heel competente indruk.  De tweede leidt een vrij grote organisatie en lijkt tegen het overspannen aan... Tja, wat moet ik hiervan maken? Eerst maar eens een nachtje slapen. Het oud-seminarie blijkt geen water te hebben, maar wel keiharde hoofdkussens. Ze serveren spinazie, uitgedoogde vis en bergen rijst.


Over de escarpment naar Bukavu
voor de plastic stoelen zitten mensen op deze vrachtwagen

De weg van Uvira naar Bukavu is ontzettend mooi. De weg klimt langzaam over een 500-1000 meter hoge richel met uitzicht over het dal van de rivier Rusizi en de heuvels van Burundi en Rwanda. De weg is ook ontzettend slecht: schudden en hobbelen, ‘la danse Congolaise’ noemen ze dat hier. De route is ook een beetje spannend omdat hij officieel door rebellengebied gaat. Tot mijn verbazing komen we veel vrachtwagens tegen. Die vermijden met deze route de tol die ze moeten betalen als ze via Rwanda naar Bukavu gaan.  Liever hobbelen dan belasting betalen.  Alle vrachtwagens zijn dubbel beladen en bovenop zitten ook nog mensen. Ja, als je geen geld hebt...
Veronica blijkt een uitstekende criticaster van haar eigen land. In hoog tempo vertelt ze verhalen over wat er niet deugt aan Congo. Een kleine greep: “De politici zijn zakkenvullers. De wegenbelasting wordt aan van alles besteed behalve de wegen. Politici weten niet wat te doen. Een advocaat die de corruptie te lijf ging is onlangs nog vermoord. De meeste verkrachtingen in dit land worden gepleegd door de politie en het leger. Ondanks dat de VN miljarden heeft besteed aan programma’s om het leger en de politie op te leiden en discipline bij te brengen, is er nog nooit een Congolees voor verkrachting veroordeeld. Dat kan ook niet, want anders zou het leger en de politie zichzelf moeten opsluiten…” En zo gaat Veronica maar door.  
Na een tijdje heb ik genoeg van het geklaag en vraag of er ook hoop is voor Congo. Clara stelt dat Congo opgedeeld moet worden in 5 stukken, omdat het te groot en onbestuurbaar is. Veronica vindt dit wel een aardig idee en stelt een federale staat voor. Daarop werpt Clara tegen dat niemand in Congo weet hoe je een federatie moet besturen. Er ontspint zich een heus politiek debat op niveau en net als het dames clubje er bijna uit is hoe het verder moet met Congo komen we aan in Bukavu.

Bukavu ligt prachtig aan het Kivu meer en we slapen er bij de paters Xaverien. Naast de paters zitten de zusters en die blijken een aanlegsteiger in het meer te hebben. Na enige onderhandelen laat de wacht me door het poortje van de paters naar de zusters en zo kan ik een duik nemen.  Clara wil de coördinatrices van de organisaties uit Bukavu bij de paters ontbieden, maar daar steek ik een stokje voor. Ik wil de bureaus van die organisaties zelf zien. Dat is veel leuker en informatiever.

De paraplu
Eén organisatie blijkt op de vierde verdieping van een pand in aanbouw kantoor te houden. Beneden lijkt het nog wel wat, maar boven zijn het slechts betonnen vloeren en houten schotten. Alle trapleuningen en omheiningen ontbreken en de traptreden zijn ongelijk van hoogte. De MONUSCO zou dit eens moeten weten; hier is het pas gevaarlijk! Boven zijn echter ook een krat Fanta, heerlijke oliebollen en twee dames van de boekhouding die dolgraag een betere boekhouding willen voeren met het nieuwe nationale boekhoudsysteem OHADA. OHADA is net ingevoerd in Congo en zij hebben er nog geen les in gehad. Dus lopen ze achter vinden ze. Clara trekt onmiddellijk van leer dat OHADA nergens goed voor is en dat de boekhouding ook best gewoon in Excel kan.
Het symbool voor hun organisatie is een paraplu. Als ik doorvraag naar wat de organisatie precies doet, krijg ik een ondersteboven gedrukt foldertje in mijn handen gedrukt met de uitleg dat een paraplu een goed symbool is omdat iedereen daar beschutting krijgt.
Als Clarabuiten gehoorafstand is beloof ik de twee boekhouddames dat ik in mijn rapport zal zetten dat het systeem OHADA beslist in gevoerd moet worden in hun organisatie. De coördinatrices van de vorige dag hadden het ook al over OHADA  gehad, en als er in Congo iets nationaal geregeld wordt, moet je mee doen lijkt me zo. Er is al chaos genoeg hier.  
Later vertel ik het verhaal aan Veronica. Ze moet er erg om lachen, maar spreekt me ook vermanend toe. Dat zou zij nooit durven doen zo. In Bukavu heb ik nu twee boekhoudvriendinnen voor het leven.

De leeuwin
Bij de volgende organisatie hangt een zeer bijzonder organigram aan de muur: binnen de organisatie zit een andere organisatie. Dat blijkt het privé consultancy-bureautje van de coordinatrice te zijn.  Een leuk mens trouwens, een oudere dame en super feministe, die als een leeuwin waakt over haar club. Van de Duitsers wil ze eventueel wel een Excel cursus wil voor haar junior medewerkers. Het systeem OHADA heeft zij al lang. Waarom ze dat dan niet ook even uitgelegd heeft aan haar collega organisatie waar we net vandaan komen, kan ze me niet duidelijk vertellen. Maar ze vind wel dat de Duitsers de publicatie van haar boeken en artikelen moeten financieren. Het feit dat de Duitsers dat nog niet hebben toegezegd vindt ze een duidelijk minpuntje. Ik heb Clara gezegd dat ze maar eens een keer met de leeuwin uit eten moet gaan om het over wederzijdse verwachtingen en de gevaren van belangenverstrengeling te hebben....
Na dit bezoek scheiden onze wegen. Clara gaat terug via de Escarpment naar Bujumbura en ik ga met Veronica in een huurauto uit Bukavu via het Rwandese asfalt weer terug naar Uvira en vervolgens verder Congo in. De chauffeur van de auto vertelt dat hij als vondeling is opgegroeid bij de Jezuïeten. Omdat hij zijn familie niet kent, heeft hij besloten zelf dan maar een grote familie te stichten. Hij heeft al 8 kinderen en gaat nog even verder.  Als we in Rwanda op het spiegelgladde asfalt komen, blijken we net zo hard te hobbelen als op de beroerde zandwegen in Congo. “Oh even de band verwisselen” roept de chauffeur.  Dit blijkt echter niet het euvel en Veronica wordt misselijk. De auto heeft gewoon te lang de “danse Congolaise” gedanst in zijn leven en is totaal ontzet.
Na weer een nacht in het oud-seminarie van Uvira zonder water maar met bergen rijst, spinazie en uitgedroogde vissen, hobbelen we de volgende dag naar Baraka in het zuiden, de geboorte plaats van Veronica.  Als we aankomen bij de geplande slaapplek, de pastorie van het dorp, blijkt dat zo’n bouwval dat we besluiten onze intrek te nemen in het net nieuw gebouwde hotel. Zo! Het is nog niet helemaal klaar, maar het heeft tenminsts stromend (koud) water en een koud biertje.

Die middag spreken we de coordinatrice van de vrouwenorganisatie: geweldig! Het blijkt een vrouw van 25 met een blaadje voor zich waarop een hele reeks moeilijke woorden op het gebied van management en effectiviteit. Ze weet ze ook nog foutloos uit te spreken, al gutst het zweet van haar voorhoofd: daar zou ze allemaal graag les in krijgen van de Duitsers.
Veronica en ik zijn inmiddels aardig op elkaar ingespeeld. In een uitgebreid gesprek over wat er komt kijken bij het leiden van een organisatie, brengen we alle moeilijke woorden terug tot gewone-mensen-taal.  Dan blijkt in een aanpalende ruimte een man te zitten. Die durft eerst niet te voorschijn te komen omdat hij weet dat de Duitsers alleen met vrouwen werken. Hij mag van ons gewoon meedoen, blijkt een goede gesprekspartner en de rechterhand van de coördinatrice.
’s Avonds beginnen Veronica en ik met het voorbereiden van de workshop die we moeten houden met één organisatie. We hebben al veel gezien en het begint duidelijk te worden hoe het plan wat ik vante voren gemaakt heb zal gaan werken. We gaan tot laat door en de volgende morgen ben ik geradbraakt. De vermoeidheid en de slechte bedden beginnen hun tol te eisen.

Heb je je geboortebewijs wel bij je?
Als ik de volgende ochtend wat groggy op het terras zit te ontbijten, zijn er twee jonge jongens me nauwlettend in de gaten houden. Net als we op willen stappen komen ze op ons af: “We zijn van de politie en moeten je papieren controleren.” Ze hebben gewone kleren aan, maar Veronica gebaart dat ik mee moet werken. Tergend langzaam bladeren ze mijn paspoort door en dan willen ze kopieen van mijn paspoort en van mijn “ordre de mission”. Die heb ik gelukkig. Teleurgesteld dat ze niks kunnen vinden om mij geld af te persen, beginnen ze de data van mijn gele koorts inenting over te schrijven uit mijn GGD boekje. Veronica blijft heel kalm en beleefd tegen die jongens, maar ik merk dat ik ontzettend kwaad werd. Echt sidderend van ingehouden nijd.
Later vertelt Veronica me dat sommige overheidsfunctionarissen al 2 jaar geen salaris hebben gekregen. Dan moet je toch wat? De Congolese grap is dat de niet betaalde politie agenten, als ze niets anders kunnen vinden, automobilisten bekeuren voor het niet bij zich hebben van een geboortebewijs.  Zal wezen, maar ik vind het pure intimidatie en zeer onbeschoft. Wat een toestand dat Congo!  Ik krijg nu ook wat meer begrip waarom Clara me in al die seminaries en pastorieën onderbrengt. Daar heb je minder last van dit soort lieden.

Ik kan een boek schrijven over de laatste organisatie die we bezoeken. Dat wordt een komisch boek over de manier waarop die organisatie draait. Zo is er bijvoorbeeld een boekenkast met uitstekende moderne Engelstalige literatuur, krijgertjes van een vriend van de organisatie. Het punt is alleen dat niemand Engels leest; alles is Frans. Ook hebben ze een levensgroot, gloednieuw, half in plastic ingepakt hobbelpaard wat bovenop een vervallen archiefkast woont. Het boek blijkt ook een tragische kant te krijgen als de coördinatrice, die met ons mee terug naar Uvira reist, ons onderweg haar levensverhaal vertelt met erg veel verbeeldingskracht. Een verhaal over oorlog, vermissingen en achtervolgingen. Ze dacht dat haar man vermoord was, wat later niet waar blijkt te zijn. Het is ook een verhaal wat iedere Rwandees die ouder is dan 25 (en dus de genocide meegemaakt heeft) kan vertellen. Alleen ben ik weinig Rwandezen tegengekomen die het vertellen. Deze Congolese dame vertelt het wel. Ik zie dat Veronica moeite doet om er niet openlijk bij te huilen.

Opeens hapert de auto. De vader van 8 kinderen had al enige noodreparaties verricht aan het ontwrichtte vehikel, maar nu houdt de auto er definitief mee op. De chauffeur duikt onder de motorkap, terwijl de dames in de auto levensverhalen uitwisselen en inmiddels weer bij de hopeloze toestand van Congo aangeland zijn. Na een half uurtje kijkt Veronica nog eens om zich heen en zegt: “Dit gebied is eigenlijk niet veilig, de rebellen trekken hier vaak langs.”  Gelukkig is het pas half twee, stralend weer en is er nog geen rebel te zien, maar ik begin me toch vagelijk ongemakkelijk te voelen.
Dan herinner ik mij plotseling het dikke pak veiligheidsvoorschriften dat ik van de Duitsers moest doornemen. Hup, actie!  Ik bel Clara dat we gestrand zijn en dat ze hulp moet sturen. Als er een konvooi van de MONUSCO langs komt, spring ik de weg op en dwing ze te stoppen. Wij zijn in nood en hebben hulp nodig.
Het konvooi blijkt uit Pakistanen te bestaan.  Ze hebben blauwe baretten op en wiebelen op z’n Indiaas met hun hoofd terwijl ze met elkaar overleggen wat te doen met deze dames in nood. Van de 20 mannen, spreekt er maar één een beetje Engels.  Er blijkt geen sleepkabel aanwezig, dus slepen ze ons met een oud stuk ijzer, dat een paar keer breekt, naar een dorp een paar kilometer verderop.  Bij het dorp ontbreekt de brug en moeten auto's door het water, maar volgens de MONUSCO is het veilig genoeg. De chauffeur springt op een motortje om 60 kilometer hobbelen verderop in Uvira een nieuwe diesel filter te gaan kopen. En daar staan we dan. Nog een rondje levensverhalen.

Na twee uur wachten komt er opeens een mooie auto langs met vrienden van de nicht van de tante van Veronica. Het blijken nogal hippe jongens met plaats voor ons. Ze nemen zonder veel woorden onze bagage over en rijden met een noodgang richting Uvira. Van Veronica’s prostesten dat dit nog gevaarlijker is dan stranden in rebellen-gebied trekken ze zich niks aan.  
Gelukkig doemt al snel onze reddingsauto op. Het is Clara gelukt om op zaterdag een chauffeur te vinden die ons net voor donker aflevert bij het oud-seminarie in Uvira waar de spinazie, uitgedroogde vis en bergen rijst weer voor ons klaarstaan. Er is nog steeds geen stromend water maar ik heb nu een volle waterton ontdekt.

De workshop

Veronica en ik hebben nu nog één dag om onze workshop voor te bereiden. Na een zondag hard werken zijn we maandag ochtend helemaal klaar voor de start. Eerst lijkt de workshop helemaal niet door te gaan, wegens gebrek aan deelnemers.  Maar net als ik mijn nette kleren heb uitgetrokken en een alternatief dagprogramma wil bedenken verschijnen de deelnemers toch. Niet de mensen die we verwachten, maar een kniesoor die daar op let.
In de dagen daarna maken ze een prachtige zelf-analyse, ze tekenen over hoe het er bij hen toegaat en fabriceren ze een actieplan met 5 speerpunten. Nog zes keer eet ik spinazie, uitgedroogde vis en bergen rijst in het oud-seminarie waar de workshop is.
De derde dag hebben we hebben een terugkoppeling en meedenk sessie met de coördinatrices en de projectleidsters van de 6 organisaties. Allemaal hebben ze de reis naar Uvira gemaakt. Ik laat hen eerst flappen vol schrijven en vat die dan samen in een aantal heldere conclusies. Zo mooi dat iedereen ze meteen omarmt. Ik vraag me af of ze het mij zouden vertellen als ze het ergens niet mee eens zijn.  Waarschijnlijk niet.  Werkt wel zo gemakkelijk.
Af en toe krijgen we bericht van de chauffeur en vader van acht kinderen. Hij is er niet in geslaagd de auto te repareren. Wij leven met hem mee als hij besluit terug te gaan naar Bukavu en de auto achter te laten bij het dorp zonder brug. Waarschijnlijk staat de auto er nu nog.
Inmiddels ben ik het oud-seminarie meer dan zat en na de workshop vertrekken Veronica en ik snel naar Bujumbura. Daar hebben we nog twee dagen om conclusies te trekken.

De Italiaanse paters

In Bujumbura slaap ik weer bij de Italiaanse paters. Nou ja, paters. Het is eigenlijk één Italiaanse pater; een leuke man die een huishouden bestiert van zichzelf en 6 katten. Hij heeft een grote eettafel en altijd gasten: andere paters, nonnen (gemiddelde leeftijd toch wel boven de 80) en mensen van hulporganisaties. Het interieur is niet veranderd sinds de jaren '50. Er is wel goed internet. Ze eten stipt op de klok, ’s middags om 13.00 uur en ‘s avond om 18.30 moet je er zijn. Voor het eten moet je rechtop staan achter je stoel en bidden. Daarna komt het eten! Echt Italiaans eten met een primo en een secundo. Bijvoorbeeld ministrone soep, daarna bergen gebakken aardappels, heerlijke courgettes en salade op grote schalen. Voor mij als vegetariër is er veel kaas en na afloop een mini-kopje loei sterke espresso.  Het smaakt me verschrikkelijk goed na al die spinazie, uitgedroogde…. etc.
De Italiaanse pater eet heel snel. Zodra hij zijn bord leeg heeft begint hij rond te kijken aan tafel wie er restjes laat liggen. Die kan hij dan aan de katten geven. Er is een Filipijnse non op doorreis en een Spaanse non die van ‘s ochtends zeven uur tot ’s avonds negen uur (want dan doet de Italiaanse pater het licht uit en moet iedereen naar bed) in een noodtempo projectvoorstellen zit te typen. Iedere avond na het avondeten start een huiveringwekkend ritueel: dan vertellen de religieuzen elkaar verhalen over vermoorde collega’s. Op het prikbord hangen ze allemaal en iedere avond opnieuw wordt verteld hoe ieder van hen aan zijn einde is gekomen.
Waarom vertel ik dit allemaal zo uitgebreid? Omdat het me erg bezig houdt. Na zo’n missie raakt de mens altijd in een vreemde staat van zijn, een combinatie van vermoeidheid en superoplettendheid waardoor allerlei indrukken binnen denderen. Ik kom zelf uit een katholieke familie met familieleden die non, pater of missionaris waren. Tijdens deze reis was het net alsof ik teruggeschoten werd in mijn eigen familiegeschiedenis. Eerst vond ik dat hele huishouden een soort rariteiten kabinet. Toen bedacht ik dat het een soort bejaardenwoongroep is. Daarna bedacht ik dat het toch wel een heel activistische bejaardenwoongroep is met mensen die vol in het leven staan en toch wel heel speciale keuzes gemaakt hebben. Tegelijk is er ook een besef van een soort geschiedenis waar ik nu nog een staartje van meemaak, maar wat niet lang meer zal bestaan.

Terug in Kigali

Terug in Kigali moet er een rapport komen, in het Frans! De hele missie was in het Frans en dat heb ik voor elkaar gekregen. Maar schrijven in het Frans is niet mijn fort. Gelukkig heb ik een man die dat wèl kan. Met zijn hulp is er een mooi rapport gekomen. Net voordat Maria op bezoek komt ( zie vorige blog), lever ik mijn rappport op, een bijzondere ervaring rijker.