Gerry aan de wandel in de heuvels rondom het Bunyoni meer. |
De eerste week van September zijn we een weekje op vakantie
gegaan naar Uganda. Als permanent residents van Rwanda mogen we Uganda zonder
visum in. Als je vanuit Kigali 100 km
naar het Noorden rijdt, ben je er al. Uganda is groot, maar wij hadden geen zin
in lange autotochten, dus besloten we ons tot het Zuid-Westen van Uganda te
beperken. Een paar dagen aan het meer van Bunyoni en een paar
dagen naar het Queen Elisabeth wildpark.
Zuid-West Uganda is een prachtig vulkanisch berggebied. Het
wordt ook wel het Zwitserland van Afrika genoemd. Je hebt hier vlak bij elkaar een vogezen-achtig meren landschap, waar Lake Bunyoni het grootste
van is, gigantische vulkanen van rond de 4500 meter hoog met Gorilla’s op de
helling en ook een alpiene bergketen, de Rwenzori Mountains, met gletchers
en ongenaaktbare rotspunten waarvan de toppen tot boven de 5000 meter gaan.
Daartussenin ligt dan de Riftvallei: een onafzienbare platte steppe-vlakte die op
deze hoogte het oudste en rijkste wildpark van Uganda herbergt genoemd naar
Queen Elisabeth die, mocht je het vergeten zijn, ook koningin is van
Uganda.
Hiernaast zie je mij staan voor onze tent op palen in het “Kalebas Camp”. Zoals je ziet groeiden de bloemen onze tent
in en konden we uit onze tent meteen het meer in duiken. Een verukkelijke plek. Omdat de Kalebas-tent
op palen zo aantrekkelijk was en
zeer schappelijk geprijst, hebben we ons
de moeite bespaard onze eigen tent op te zetten.
Langs de oevers van het Bunyoni meer zijn vele hotels en
campsites en ook op een aantal eilandjes in het meer kan je overnachten. Om dat allemaal te verkennen huurden we de tweede dag een uitgeholde boomstam, hier in
gebruik als kano. Na enig oefenen kregen we het aardig onder de knie, hoewel
we af en toe niet ontkwamen aan de “Muzungu-corksc rew”, de “ witte mensen
kurkentrekker” Dan deed die kano maar
niet wat je wilde en voeren wij een zwabberkoers. Toch hebben we zeker 10
kilometer over het wijde water afgelegd en waren we zelfs nog net op tijd voor
de eerste grote regen van het seizoen weer terug in onze tent.
![]() |
Gerry oefent de Mzungu-corkscrew ;). |
Vervolgens gingen we op safari. Een schitterende (om)weg voerde ons over prima
asfalt naar de rand van de Rift valley. Heel bijzonder hoe de golvende groene
heuvels met thee opens abrupt ophouden op de plek waar bodem één à tweehonderd
meter is gezakt. De ‘Escarpment’ is een balkon vanwaaruit je de vlakte prachtig kan overzien.
Net als we aankomen aan het einde van de dag breekt er een geweldig onweer los. Bijna zonder zicht terwijl de weg steeds meer op een rivier begint te lijken dalen we stijl de vlakte in. Dan houdt de regen opeens weer op. Het branden van de vlakte dat we van boven al hadden gezien, blijkt geeneens
gestopt door deze korte plensbui. Later horen we dat elk jaar vlak voor de regentijd begint grote delen van de gortdroge grasvlakten in brand worden gestoken om nieuw fris jong gras te krijgen voor de dieren.
We vinden onderdak in een “safari-lodge” aan de rand van het
park. Een tweepersoonsbed met muskietennet in een oude legertent op een houten
vlonder op 20 meter van een smetteloos onderhouden wc en douche gebouw. En dat
voor $90 vol pension voor twee personen. Niet verkeerd voor in een
wildpark. Ze hebben hier ook lodges waar
je $390 per person per nacht betaalt. De volgende ochtend om 7 uur op gaan we
eerst entreegeld betalen bij het hoofdkantoor van de rangers. Toegang kost $40
per persoon per 24 uur. We besluiten
twee dagen te blijven.
Eerst rijden we naar
Mweya, het schiereiland middenin het park waar een groot hotel is neergezet met
een schitterend uitzicht op een strand waar elke dag horden buffels,
nijlpaarden, antilopen , wrattenzwijnen en olifanten komen drinken en met modder
spelen.
Gelukkig hebben we de verrekijker bij ons van de vogel bescherming
want het is inderdaad een prachtig gezicht, maar wel ver weg. Vooral twee vechtende olifanten in het water
vormen een spectaculair schouwspel.
Mijn wereld vernauwt zich voor twee dagen even tot een zeer overzichtelijke en toch spannend spel; ik voel me meteen jager, loerend naar wild. Wild dat ik zo mooi mogelijk wil schieten, met mijn camera.
Vlak naast het park is een kratermeer waar van oudsher op traditionele wijze zout wordt gewonnen. Wij gaan erheen en worden getroffen door de pure schoonheid van dit ambachtelijke gebeuren. We rijden het hele meer rond (7km).
Overal zijn vanuit de wal kleidijkjes aangelegd rondom ondiepe zoutakkers die de mensen laten vollopen met water dat verdampt, zodat uiteindelijk de concentratie zout zo hoog wordt dat het gaat uitkristalliseren op de bodem.
Met de hand worden de kristallen geoogst en in manden naar de wal gebracht. Daar zie je overall met riet afgedekte bergen zoutkristallen. We spraken één van de zoutdelvers en hij vertelde dat zijn familie dit al generaties lang deed, maar dat iedereen bij de gemeente een vergunning kan aanvragen om zijn eigen zoutakker te beginnen.
Na het zoutmeer hebben
we nog maar één doel: leeuwen! We rijden naar het deel van het park waar men
zegt dat het meeste wild zit aan het einde van de dag. We turen en turen, maar geen leeuw te
bekennen. Net als we het willen opgeven echter rijden we er pal tegenaan: een
jonge leeuwin, helemaal in haar uppie, zit daar mooi te wezen langs de kant van
de weg.
Gauw een foto en dan hebben we
vandaag 4 van de big five gescoord! Alleen de neushoorn ontbreekt, maar die hebben
ze hier niet, dus eigenlijk 100% score. Tevreden gaan we terug naar het
kamp. Daar krijgen we een eenvoudige, maar creatieve prima kwaliteit maaltijd
voorgeschoteld, geheel afgestemd op onze Westerse smaak. Safari is iets voor
Muzungu’s, dat weten ze hier heel goed.
Dag twee besluiten
we om naar het zuidelijke deel van het park te rijden, waar ze leeuwen hebben
die in bomen klimmen. Een vrij saaie tocht over 70 km grintweg brengt ons naar
een prachtige savanne waar het wemelt van de buffels, antilopen en vreemde
vogels, maar niet van de leeuwen.
Diep in het park,
tegen de grens met Congo, ligt ons doel van vandaag: het Riverside Camp. Die
rivier blijkt een soort tropische versie van de Dommel, maar wel vergeven van
de nijlpaarden. We krijgen een
kampeerplek toegewezen om onze tent op te zetten op dertig meter van een kudde
van 20 nijlpaarden en een riviertje van niks met aan de overkant een gebied dat
vergeven is van de ongecontroleerde milities en boevenbendes.
Maar die Ugandezen hebben aan alles gedacht:
we krijgen ook een persoonlijke bewaker met Kalashnikov toegewezen. Met onze bewaker maken we nog een uiterst
genoeglijke wandeling langs de rivier die inderdaad door diverse nijlpaarden
kuddes blijkt te worden bewoond. ‘s Nachts gaan die beesten het land op om te
grazen en kunnen ze wel 36 kilometer afleggen. Maar ze eten geen tenten,
verzekert onze bewaker ons. Dat zullen we dan maar geloven, want we
zijn best moe. …
De volgende ochtend heerlijk geslapen, ons laatste butagas
verstookt op een kop thee en dan op naar die verdomde klimmende leeuwen! Dat
blijkt al gauw ijdele hoop. In de bomen zien we nog wel gieren en een soort uil
of arend die we in de hele “Birds of East Africa” niet kunnen terugvinden, maar
geen leeuwen. Dat is eigenlijk maar goed ook, want ik presteer het nog wel om
mijn bril op het dak van de auto te leggen en dan te vergeten dat die daar ligt. 500 meter verder besef ik " waar is mijn bril?" Gerry,
lopend naast de auto speurend naar de grond, en ik, achteruit rijdend speurend
naar haar besluipende leeuwen, leggen een paar honderd meter in grote spanning
af. ( ja, dan weet ik weer waarom ik met haar getrouwd ben) Plotseling heeft Gerry
mijn bril gevonden.
Nog geen tweehonderd meter verder stuiten we op twee knotsen
van olifanten die samen bezig zijn een boom te slopen op nog geen tien meter
van de weg. Ik vind het reuze interessant , maar nu is het Gerry die slappe
knieen krijgt en mij maant om door te rijden: “ Dat is wel héél dichtbij” .
Een prachtige, maar op sommige plekken ook wel erg hobbelige
onverharde weg brengt ons in drie uur door de bergen terug naar de grens. Nog
anderhalf uur later zijn we weer thuis.
Onze overjarige Toyota RAV4 heeft het allemaal prima overleefd. Het was een mooi avontuur dat naar meer
smaakt.
Jan Willem