zaterdag 19 september 2015

Een weekje op vakantie in Zuid West Uganda




Gerry aan de wandel in de heuvels rondom het Bunyoni meer.
De eerste week van September zijn we een weekje op vakantie gegaan naar Uganda. Als permanent residents van Rwanda mogen we Uganda zonder visum in.  Als je vanuit Kigali 100 km naar het Noorden rijdt, ben je er al. Uganda is groot, maar wij hadden geen zin in lange autotochten, dus besloten we ons tot het Zuid-Westen van Uganda te beperken. Een paar dagen aan het meer van Bunyoni en een paar dagen naar het Queen Elisabeth wildpark.
Zuid-West Uganda is een prachtig vulkanisch berggebied. Het wordt ook wel het Zwitserland van Afrika genoemd. Je hebt hier vlak bij elkaar een vogezen-achtig meren landschap, waar Lake Bunyoni het grootste van is, gigantische vulkanen van rond de 4500 meter hoog met Gorilla’s op de helling en ook een alpiene bergketen, de Rwenzori Mountains, met gletchers en ongenaaktbare rotspunten waarvan de toppen tot boven de 5000 meter gaan. Daartussenin ligt dan de Riftvallei: een onafzienbare platte steppe-vlakte die op deze hoogte het oudste en rijkste wildpark van Uganda herbergt genoemd naar Queen Elisabeth die, mocht je het vergeten zijn, ook koningin is van Uganda. 
Hiernaast zie je mij staan voor onze tent op palen in het “Kalebas Camp”.  Zoals je ziet groeiden de bloemen onze tent in en konden we uit onze tent meteen het meer in duiken.  Een verukkelijke plek. Omdat de Kalebas-tent op palen zo aantrekkelijk was en zeer schappelijk geprijst,  hebben we ons de moeite bespaard onze eigen tent op te zetten.

Langs de oevers van het Bunyoni meer zijn vele hotels en campsites en ook op een aantal eilandjes in het meer kan je overnachten. Om dat allemaal te verkennen huurden we de tweede dag een uitgeholde boomstam, hier in gebruik als kano.  Na enig oefenen kregen we het aardig onder de knie, hoewel we af en toe niet ontkwamen aan de “Muzungu-corksc rew”, de “ witte mensen kurkentrekker” Dan deed die kano maar niet wat je wilde en voeren wij een zwabberkoers. Toch hebben we zeker 10 kilometer over het wijde water afgelegd en waren we zelfs nog net op tijd voor de eerste grote regen van het seizoen weer terug in onze tent.
Gerry oefent de Mzungu-corkscrew ;).
Vervolgens gingen we op safari. Een schitterende (om)weg voerde ons over prima asfalt naar de rand van de Rift valley. Heel bijzonder hoe de golvende groene heuvels met thee opens abrupt ophouden op de plek waar bodem één à tweehonderd meter is gezakt. De ‘Escarpment’ is een balkon vanwaaruit je de vlakte prachtig kan overzien.  

Net als we aankomen aan het einde van de dag breekt er een geweldig onweer los. Bijna zonder zicht terwijl de weg steeds meer op een rivier begint te lijken dalen we stijl de vlakte in. Dan houdt de regen opeens weer op. Het branden van de vlakte dat we van boven al hadden gezien, blijkt geeneens
gestopt door deze korte plensbui. Later horen we dat elk jaar vlak voor de regentijd begint grote delen van de gortdroge grasvlakten in brand worden gestoken om nieuw fris jong gras te krijgen voor de dieren.

We vinden onderdak in een “safari-lodge” aan de rand van het park. Een tweepersoonsbed met muskietennet in een oude legertent op een houten vlonder op 20 meter van een smetteloos onderhouden wc en douche gebouw. En dat voor $90 vol pension voor twee personen. Niet verkeerd voor in een wildpark.  Ze hebben hier ook lodges waar je $390 per person per nacht betaalt. De volgende ochtend om 7 uur op gaan we eerst entreegeld betalen bij het hoofdkantoor van de rangers. Toegang kost $40 per persoon per 24 uur.  We besluiten twee dagen te blijven.
Eerst rijden we naar Mweya, het schiereiland middenin het park waar een groot hotel is neergezet met een schitterend uitzicht op een strand waar elke dag horden buffels, nijlpaarden, antilopen , wrattenzwijnen en olifanten komen drinken en met modder spelen.


Gelukkig hebben we de verrekijker bij ons van de vogel bescherming want het is inderdaad een prachtig gezicht, maar wel ver weg.  Vooral twee vechtende olifanten in het water vormen een spectaculair schouwspel. 
Het is raar zo’n wildpark. Het is zogenaamd “puur natuur”, met zandpaden als weggetjes en nergens een mens te bekennen, maar tegelijkertijd is het pure luxe, geheel verzorgd, vol pension. Over waar ik slaap en wat ik eet hoef ik me geen zorgen te maken.  En de mensen die hier wonen en die zich daar wèl de hele dag zorgen over maken zijn zorgvuldig van het toneel verwijderd.
Mijn wereld vernauwt zich voor twee dagen even tot een zeer overzichtelijke en toch spannend spel; ik voel me meteen jager, loerend naar wild. Wild dat ik zo mooi mogelijk wil schieten, met mijn camera. 

 Vlak naast het park is een kratermeer waar van oudsher op traditionele wijze zout wordt gewonnen. Wij gaan erheen en worden getroffen door de pure schoonheid van dit ambachtelijke gebeuren. We rijden het hele meer rond (7km).
Overal zijn vanuit de wal kleidijkjes aangelegd rondom ondiepe zoutakkers die de mensen laten vollopen met water dat verdampt, zodat uiteindelijk de concentratie zout zo hoog wordt dat het gaat uitkristalliseren op de bodem.
Met de hand worden de kristallen geoogst en in manden naar de wal gebracht. Daar zie je overall met riet afgedekte bergen zoutkristallen. We spraken één van de zoutdelvers en hij vertelde dat zijn familie dit al generaties lang deed, maar dat iedereen bij de gemeente een vergunning kan aanvragen om zijn eigen zoutakker te beginnen.

Na het zoutmeer hebben we nog maar één doel: leeuwen! We rijden naar het deel van het park waar men zegt dat het meeste wild zit aan het einde van de dag.  We turen en turen, maar geen leeuw te bekennen. Net als we het willen opgeven echter rijden we er pal tegenaan: een jonge leeuwin, helemaal in haar uppie, zit daar mooi te wezen langs de kant van de weg.  

Gauw een foto en dan hebben we vandaag 4 van de big five gescoord! Alleen de neushoorn ontbreekt, maar die hebben ze hier niet, dus eigenlijk 100% score. Tevreden gaan we terug naar het kamp. Daar krijgen we een eenvoudige, maar creatieve prima kwaliteit maaltijd voorgeschoteld, geheel afgestemd op onze Westerse smaak. Safari is iets voor Muzungu’s, dat weten ze hier heel goed.

Dag twee besluiten we om naar het zuidelijke deel van het park te rijden, waar ze leeuwen hebben die in bomen klimmen. Een vrij saaie tocht over 70 km grintweg brengt ons naar een prachtige savanne waar het wemelt van de buffels, antilopen en vreemde vogels, maar niet van de leeuwen.
Diep in het park, tegen de grens met Congo, ligt ons doel van vandaag: het Riverside Camp. Die rivier blijkt een soort tropische versie van de Dommel, maar wel vergeven van de nijlpaarden.  We krijgen een kampeerplek toegewezen om onze tent op te zetten op dertig meter van een kudde van 20 nijlpaarden en een riviertje van niks met aan de overkant een gebied dat vergeven is van de ongecontroleerde milities en boevenbendes.   
Maar die Ugandezen hebben aan alles gedacht: we krijgen ook een persoonlijke bewaker met Kalashnikov toegewezen.  Met onze bewaker maken we nog een uiterst genoeglijke wandeling langs de rivier die inderdaad door diverse nijlpaarden kuddes blijkt te worden bewoond. ‘s Nachts gaan die beesten het land op om te grazen en kunnen ze wel 36 kilometer afleggen. Maar ze eten geen tenten, verzekert onze bewaker ons. Dat zullen we dan maar geloven, want we zijn best moe. …
De volgende ochtend heerlijk geslapen, ons laatste butagas verstookt op een kop thee en dan op naar die verdomde klimmende leeuwen! Dat blijkt al gauw ijdele hoop. In de bomen zien we nog wel gieren en een soort uil of arend die we in de hele “Birds of East Africa” niet kunnen terugvinden, maar geen leeuwen. Dat is eigenlijk maar goed ook, want ik presteer het nog wel om mijn bril op het dak van de auto te leggen en dan te vergeten dat die daar ligt. 500 meter verder besef ik " waar is mijn bril?" Gerry, lopend naast de auto speurend naar de grond, en ik, achteruit rijdend speurend naar haar besluipende leeuwen, leggen een paar honderd meter in grote spanning af.  ( ja, dan weet ik weer waarom ik met haar getrouwd ben) Plotseling heeft Gerry mijn bril gevonden. 

Nog geen tweehonderd meter verder stuiten we op twee knotsen van olifanten die samen bezig zijn een boom te slopen op nog geen tien meter van de weg. Ik vind het reuze interessant , maar nu is het Gerry die slappe knieen krijgt en mij maant om door te rijden: “ Dat is wel héél dichtbij” .
Een prachtige, maar op sommige plekken ook wel erg hobbelige onverharde weg brengt ons in drie uur door de bergen terug naar de grens. Nog anderhalf uur later zijn we weer thuis.  Onze overjarige Toyota RAV4 heeft het allemaal prima overleefd.  Het was een mooi avontuur dat naar meer smaakt.
  
Jan Willem

Geen opmerkingen:

Een reactie posten