donderdag 25 januari 2018

Kuikens, varkens en een begrafenis



Kippen en kuikens

Op mijn 60ste verjaardag op 4 januari, net toen ik mij oud begon te voelen, bleken de kippen een 
verrassing voor ons te hebben: twee kuikens!  Zo  schattig!  Ze groeien als kool.  Edoch, aangezien we geen kippenboerderij gaan beginnen rijst binnenkort wel de vraag: welke van de nu 7 bewoners van ons kippenhok laten we verdwijnen? En wie mag ze dan hebben? Ons personeel luncht weliswaar braaf elke werkdag vegetarisch met ons mee en hoort beleefd onze  betogen aan dat vlees eten niet goed is voor het milieu. Maar ze kijken er behoorlijk glazig bij, terwijl als je “kip” zegt, hun ogen gaan glanzen.

Alleen Janvier, onze kok, is helemaal enthousiast geworden voor de vegetarische keuken. Op ons aandringen is hij op bezoek geweest bij de kokkin van een Indiaas stel dat wij kennen om de kneepjes van de Indiase keuken onder de knie te krijgen. Op dit moment is hij het Indiaas Vegetarische kookboek dat we voor hem hebben meegebracht uit Nederland aan het verslinden. En dat levert heerlijke lunches op!

Varkensflat
Over vlees gesproken: hebben jullie in Nederland nu al varkensflats? Niet? Wij in Rwanda namelijk wel. Wisten wij ook niet, maar op de foto zie je er een. 


Die kwamen we zomaar tegen op een zaterdagmiddag wandeling. Niks ethische discussie, gewoon een boer die het doet. Zo gaat dat hier.

Boom en stoep
 Een dag later kwamen we een stoep met boomstronken tegen midden in de stad. Dan vraag je je af:
wat is hier gebeurd? Nou gewoon zoals het hier gaat: de gemeente is verantwoordelijk voor het klaar maken van de grond en het kappen van de bomen. De gekapte bomen leveren geld op, maar de stronken uitgraven kost alleen maar geld. De aannemer die de stoep aanlegt moet ook verder, dus dan krijg je dit. 

Opnieuw een begrafenis
Vorige week vrijdagochtend werd Janvier opeens gebeld dat zijn vader was overleden. Hij was ernstig ziek, maar het was toch compleet onverwacht. Janvier ging meteen naar het dorp van zijn vader en ’s avonds kregen we een uitnodiging voor de begrafenis die de volgende dag al zou plaatsvinden. Janvier bleek uit een dorp te komen een uur rijden buiten Kigali aan de oevers van het Muhazi meer.

Als we aankomen staan Janvier en een vriend ons al op te wachten. We moeten verder te voet. Over smalle paadjes klimmen we naar een eenvoudig lemen huis met staalplaten dak. Op het erf staat het hele dorp, binnen de kist.  Wij zijn als witten duidelijk een bezienswaardigheid en krijgen meteen de beste stoelen aangeboden.

Tot voor kort begroef men in dit dorp de mensen op hun eigen erf, maar dat mag niet meer. Dus gaan we in optocht met het hele dorp verder de berg op naar de begraafplaats, zo’n 100 meter hoger.  Onderweg stoppen we bij een kleine kapel. We krijgen een plaats toegewezen op een klein bankje en er wordt wat gezonden. Plotseling duikt er een man op met een computertas. Hij dringt zich naar voren. Dan haalt hij uit de computertas een witte Albe en een paars Kafuizel. Voor onze verbaasde ogen voltrekt zich een transformatie, plotseling is er een priester. Buiten praten mensen gewoon door en spelen kinderen, terwijl binnen de priester onverstoorbaar de mis opdraagt. Als het klaar is stijgen we de laatste meters naar een terras met een adembenemend uitzicht; de begraaf-akker. 

Een begraafplaats is in Rwanda niet iets dat wordt beheerd. Het is gewoon een plek die is aangewezen door de gemeente voor dit doel. Als iemand sterft krijgt hij een plaats toegewezen. De familie dient te zorgen voor het delven en weer sluiten van het graf. Daarna kijkt niemand er meer naar om. Janvier en zijn broers en zussen hebben de dag ervoor wat mannen gehuurd om een kuil te graven. Ter plekke blijkt deze te klein, de kist moet weer omhoog, waarop er even wat extra hak en graafwerk wordt verricht. 


Nadat de kist is neergelaten en de familie de eerste scheppen aarde over de kist heeft gegooid, gaan de jonge mannen van het dorp aan de slag.  In een razend tempo gooien zij de diepe kuil dicht. Daarbij wisselen ze elkaar voortdurend af. Iedereen kijkt geboeid toe. 

Terug in het ouderlijk huis krijgen we nog wat te drinken. Net als ik denk: “het is hier net als in Nederland na een begrafenis” , komt er een man naast ons zitten met een leren hoed. Gezien de manier waarop de anderen hem behandelen is hij de dorpsoudste.  Zonder veel plichtplegingen vraagt hij ons grijnzend om geld voor een biertje.  Die had ik niet aan zien komen.  Ik weet niet wat te zeggen.  Gelukkig redt Janvier ons.  Terwijl hij de dorpsoudste meewarig aankijkt,  stelt hij voor ons naar de auto te begeleiden.  Dankbaar maken we van de gelegenheid gebruik om op te stappen.  Waarschijnlijk voelt iedereen zich beter op zijn gemak zonder vreemde witten erbij.  

Volgende week komt Gerry nog weer met een blog over de vorderingen van  de verbouwing van ons huis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten